top of page
TIJDSBEELD 1875

Wij hebben de neiging om mensen van vroeger te plaatsen in leefomstandigheden van onze tijd en om ze te beoordelen naar hedendaagse normen. Vanuit die gedachte is het begrijpelijk dat mensen soms vraagtekens zetten bij een aantal feiten uit de geschiedenis van de families De la Mar. De betrokken personen zouden die problemen niet begrepen hebben, omdat er tijdens hun leven andere maatstaven golden.

​

Ik wil een tijdperk beschrijven en neem daarvoor het leven van een De la Mar als uitgangspunt. Ik hoop daarmee de voorvader recht te doen en hem weer een beetje tot leven te laten komen.

​

Jacob de la Mar 1820 - 1890

​

Jacob uit familie 2 was een zoon van koopman Abraham en bracht zijn jeugd door op de Prinsengracht en Keizersgracht in Amsterdam. Hij werd geboren in 1820 en groeide op in een welvarend gezin. Daar werd hij volgestopt met nobele kennis en edele deugden en alles wat zou kunnen schokken, de dood b.v., werd van hem geweerd. Het was immers de tijd na Hiëronymus van Alphen. Jacob was de broer van o.a. Alexander en David, die in aparte artikelen worden beschreven.

 

Het vrolijk leeren
Mijn speelen is leeren, mijn leeren is speelen,
En waarom zou mij dan het leeren verveelen?
Het lezen en schrijven verschaft mij vermaak
Mijn hoepel, mijn priktol verruil ik voor boeken;
Ik wil in mijn prenten mijn tijdverdrijf zoeken;
't Is wijsheid, 't zijn deugden, naar welken ik haak 

Als voorbereiding op de universiteit bezocht Jacob de Latijnse School. Hij had les van 9-17 uur en had 20 uur per week oude talen. In 1836 waren er 68 Latijnse Scholen in ons land met een totaal van 1260 leerlingen. Jacob mocht in 1840 gaan studeren aan de universiteit van Leiden en nam de studierichting medicijnen. Bij de andere studierichtingen waren Joden buitengesloten. In Amsterdam was in die tijd nog geen universiteit. Wel een Atheneum, waar colleges werden gegeven, maar waar je niet kon promoveren. Colleges werden gegeven in het Latijn en tussen zijn kandidaatsexamen en zijn promotie werkte Jacob enige jaren praktisch bij een gevestigd medicus. Hij promoveerde tot Doctor op 23 mei 1845. Vrouwen kwam Jacob tijdens zijn studie niet tegen. De eerste vrouw op de universiteit, Aletta Jacobs, verscheen pas in 1871 en had speciale toestemming nodig van minister Thorbecke. Men zette zich sterk af tegen de geletterde vrouw. Meisjes moesten vooral praktisch zijn.

 

Jacob bleef ongehuwd, in de negentiende eeuw een heel gewoon verschijnsel. Tot wel 25% van de mensen trouwde niet. Aan het einde van de negentiende eeuw ging men bij de opkomst van de industrialisatie weer vlugger over tot huwelijkssluitingen.

​

In de negentiende eeuw werd 20 à 30% van de kinderen geboren voor de trouwdag. Bij de broer van Jacob, Maximiliaan Abraham, werden bij zijn huwelijk meteen de drie al eerder geboren kinderen in het huwelijk opgenomen. Daarna volgden er nog vier kinderen.

​

In de tijd van Jacob stond de geneeskunde nog in de kinderschoenen. Aan het eind van zijn leven overleden er van elke 100 baby´s nog steeds 20 in hun eerste levensjaar. Bovendien eiste de kraamvrouwenkoorts duizenden slachtoffers. Operaties vonden gewoonlijk op de slaapzaal plaats, maar bij de rijken werd er thuis geopereerd. Jacob droeg tijdens operaties geen steriele kleding, maar een zware geklede jas. Het is te begrijpen dat wel 50% van de operatiepatiënten overleed. Pas vanaf 1865 werden de instrumenten gedesinfecteerd. Sinds 1847 kon Jacob bij zijn operaties chloroform gebruiken en werden operaties pijnloos. Daarvoor was alleen een alcoholroes mogelijk.

​

Tijdens zijn leven had Jacob te maken met tal van epidemieën: vlektyfus, dysenterie en cholera. Cholera was er b.v. in 1832/3, 1848/9, 1854/5 en 1866/7 en maakte zijn slachtoffers vooral onder de arme bevolking. Geen wonder dat de leeftijds-verwachting nog niet hoog was. Toch steeg die verwachting tijdens Jacobs leven van 32 naar

naar 45 jaar. Betere waterkwaliteit en hygiëne kunnen als oorzaak worden genoemd. Zo werden vanaf 1860 de grachten in de Jodenbuurt gedempt ook i.v.m. de stankoverlast. Immers de meeste toiletten werden in de grachten geloosd. Alleen rijkeren hadden een stilletje, dat geleegd werd door een speciale tonnendienst. Stromend water was tot laat in de negentiende eeuw voor veel gezinnen een pure luxe. Er werd gedronken uit de stadspompen en zuiver drinkwater werd verkocht uit tankwagentjes. De enige kraan was alleen bij rijke mensen in de kelder te vinden.

Vanzelfsprekend had Jacob veel arme mensen onder zijn patiënten. Na de Franse tijd waren de lonen lager geworden en werd het eten duurder. De helft van de Amsterdammers leefde in éénkamerwoninkjes, in krotten aan sloppen. Vaak sliepen er zes kinderen in een bedstee. Bouwverordeningen, die sinds 1850 verschenen, hadden weinig effect. Een derde deel van de bevolking leefde in armoede en zelfs het eten was nauwelijks te betalen. Aardappelen met mosterd, vet of azijn waren het normale voedsel in die tijd. Ook werden er erwten met zout, grutte- en boekweitpap gegeten. De arbeider had in zijn stikkezakje roggebrood met reuzel en kaas. Tarwebrood was te duur. De man werkte 14 à 15 uur per dag en verdiende in de week 6 gulden. In de textielindustrie werkten veel vrouwen, maar die verdienden nog minder dan mannen. Kinderen waren vanaf 9 jaar ook inzetbaar. Tussen 1868 en 1886 werd de leerplicht ingevoerd, maar minstens 10% van de kinderen kwam nooit op school. Ruim de helft van de arbeiders kon in Jacobs tijd niet lezen. 

​

Wat gaf een gezin met 3 kinderen uit? Prijzen in guldens

Brood, aardappelen en erwten

meel

Zeep, stijfsel, naaien, scheren, tabak

Kleren, huur

Totaal = weekloon
 

3,00

1,50

1,00

0,50

6,00

 

Aan het einde van de eeuw daalden de voedselprijzen en stegen de lonen. Toen kregen ook de arbeiders wat meer luxe in het voedselpakket. Geen wonder dat in deze tijd van armoede het socialisme op kwam. In 1848 was het Communistisch Manifest uitgegeven: Proletariers aller landen verenig u. Veel Joodse arbeiders werkten mee aan de oprichting van de SDAP.

​

In 1870 begonnen de grote stadsuitbreidingen. De ergste krottenwijken werden weggesaneerd. Er kwamen bredere straten maar de vervangende woonruimte bleek te duur voor de gemiddelde arbeider. Veel joden trokken daarom weg uit hun oude wijk, maar Jacob bleef in de Jodenbuurt wonen. Pas na 1900 kwam eindelijk de woningwet.

​

Jacob maakte de enorme bevolkingstoename mee. Had Amsterdam in 1840 211.000 en in 1875 288 000 inwoners, in 1900 was het aantal gestegen tot 511.000. Velen gingen naar de stad, voor de fabriek of voor het avontuur. Het stadsleven had grote voordelen, maar had ook zijn schaduwzijden De steden hadden toen een veel grotere concentratie van bewoners want de mensen leefden op een veel kleiner oppervlak. Door de grote immigratie kwam er woningnood en de huurprijzen stegen enorm.

​

Het klasseverschil tussen de mensen was duidelijk te zien, arbeiders droegen een pet, de middenklasse een bolhoed

​

Wat zal Jacob gelezen hebben? Dit zijn boeken uit zijn tijd:

David Copperfield - Charles Dickens [1850]
Moby Dick - Herman Melville [1851]
Uncle Tom's Cabin - Harriet Beecher-Stowe [1852]
Madame Bovary - Gustave Flaubert [1857]
De Gebroeders Karamazov - F.M. Dostojevski [1860]
Les Misérables - Victor Hugo [1862]
Oorlog en Vrede - Lev Tolstoi [1864-1869]
Voyage au Centre de la Terre - Jules Verne [1864]
Alice's Adventures in Wonderland - Lewis Carroll [1865]
Das Kapital - Karl Marx, [1867]
Alleen op de Wereld - Hector Malot [1878]
Max Havelaar - Multatuli [1860]
Snikken en grimlachjes - Piet Paaltjens [1867]
Majoor Frans - Bosboom-Toussaint [1874]
Anna Karenina - Lev Tolstoi [1877]
De kleine Johannes - Frederik van Eeden [1886]

​

Jacob overleed in 1890 in het huis van goede vrienden, de familie Colaço Osorio. Hij was toen al medicus in ruste maar woonde nog steeds in de Jodenbuurt op de Nieuwe Keizersgracht nr. 63. Vanzelfsprekend werd hij begraven op Beth Haim, de begraafplaats van de Portugees Israëlieten. Jacob werd 69 jaar.

​

Ik heb dit verhaal gebruikt om o.a. te vertellen over operaties. Het is mij niet bekend of Jacob ook daadwerkelijk heeft geopereerd. Wel is bekend dat hij op 4 november 1846, samen met dokter I. Teixeira de Mattos, werd toegevoegd aan de staf van dokter Samuel Sarphati. De gemeenteraad was hiervoor in een speciale zitting bijeengekomen vanwege het uitbreken en de snelle uitbreiding van 'besmettelijke koortsen'(roodvonk?).In 1848/9 stierven totaal 2300 personen aan deze ziekte.

Nieuwe Keizersgracht 63, de woning van dokter Jacob de la Mar

 

bottom of page