top of page
De kunstgalerie van Joseph

​

In het prachtige pand op 233 Madison Avenue werd de piano nobile, de belangrijkste verdieping, ingenomen door een ballroom, een muziekzaal en een kunstgalerie. Voor een rijk iemand als Joseph was het vanzelfsprekend om een kunstverzameling aan te leggen. Het is bekend dat hij op 11 januari 1907 acht schilderijen koopt op een kunstverkoop in de Mendelssohn Hall ter uitbreiding van zijn collectie.

glas lood2.jpg
glas lood.jpg

Joseph koopt meest van tijdgenoten, maar hij koopt ook wel oude meesters. Veel tijdgenoot-schilders kunnen eigenlijk volgens kenners niet worden aangeduid als ‘meester’. Het is best mogelijk dat Joseph slachtoffer was van kunsthandelaren die goed wilden verdienen aan hun rijke medeburger. Het is in ieder geval opvallend dat de waarde van al zijn schilderijen bij verkoop flink is gedaald.

Na het overlijden van Joseph wordt eerst op 21 en 22 november 1919 de huisraad van Madison Avenue 233 verkocht. O.a. het Ardabil/tapijt, het beeld van de Griekse Slavin (welke zal het zijn?) en het Acolian pijporgel komen onder de veilinghamer. De eerste twee leveren winst op. De totale opbrengst van de veiling is $ 277.563. Ik zet steeds de inkoopprijs van Joseph  en de verkoopprijs naast elkaar.

powers slave1.jpg

Ardabil-tapijt 

Griekse Slavin 

Pijporgel

27000        57000 

1250           3550 

25000        13000 

powers slave2.jpg

De Delamar-schilderijencollectie wordt tijdelijk geplaatst in de American Art Galleries, om ze voorafgaand aan de verkoop te kunnen bekijken. In de krant staat dat de kunstwerken afkomstig zijn uit Pembroke. Zou Joseph ze uit de Mansion hebben verhuisd? De verkoop van de Mansion vindt pas plaats in 1922, dus noodzakelijk voor de verkoop was het niet.

Op 29 januari 1920 vindt de veiling plaats in het Plaza Hotel. De 88 schilderijen brengen $ 54.435 op. Enkele kunstwerken zijn hier afgebeeld en indien bekend vermeld ik de aankoop- en de verkoopprijs van de schilderijen in dollars.

bottom of page